Niets, maar dan ook niets lekkerder dan ‘iets’ bakken met appel en kaneel, toch?

Vandaag laat ik hier drie manieren (kransjes, squares en ‘bonbons’) zien waarop je snel iets super lekkers met bladerdeeg, appel (en kaneel dus) uit je oven tovert.

Het enige probleem hier thuis was achteraf… moeilijk kiezen welke van de drie nu hét lekkerst was! 😉

Bakkers klaar?

Bakken maar!

Wat heb je nodig? (voor ongeveer 3 kransjes, 3 squares en 4 bonbons)

2 rollen bladerdeeg, twee à 3 appels, paar eetlepels kaneelsuiker, 1 geklutst ei, eventueel bloemsuiker voor de afwerking

Hoe ga je te werk?

Verwarm de oven tot 190 graden.

Voor de appelkransjes en de appelsquares werk je met appelringen.

Daarvoor snij je een appel (ik schilde deze niet) in horizontale dikkere plakken (1cm) waaruit je dan het middenstuk uitsteekt. (met een rondje)

De appelringen haal je zowel voor de kransen als de squares eerst door de kaneelsuiker.

Voor de appelkransjes snij je dan een rondje, een stuk groter dan je appelring, uit je bladerdeeg.

Je legt de gesuikerde appelring in het midden en met een mesje snij je strookjes richting de appelring.

(zoals hieronder)

Dan plooi je die stroken één voor één over de appelring, lichtjes mekaar overlappend.

Je duwt daarna het middenstuk er gewoon uit met je vinger (of een mesje).

Je legt de kransjes op een met bakpaper beklede bakplaat en smeert ze lichtjes in met ei.

Voor de appelsquares werk je met vierkante stukken bladerdeeg.

Je snijdt deze met een mesje (of pizzasnijder) langs de randen in.

Je laat een rand van ongeveer 1 à 1,5 cm en je laat telkens het middelste stuk aan mekaar. (zie je hieronder)

Je plooit dan gewoon de 4 hoeken naar binnen toe. (zoals hierboven)

Je smeert ze in met ei en legt de appelsquares mee op de bakplaat.

Voor de appelbonbons (ik noem ze zo, maar het zijn eerder ‘pakketjes’) schil je een appel en snij je hem in 4 of 6 stukken, die je ook eerst door de kaneelsuiker haalt. (ah ja, tuurlijk! :-))

Ik sneed vrij grote stukken appel, want dan heb je natuurlijk ook meer ‘vulling’.

Je snijdt dan van een halve ronde rol bladerdeeg grote taartpunten waarop je telkens één stukje appel legt.

Je rolt dan het deeg van buiten naar binnen over de appelstukken heen en plooit of duwt de uiteinden gewoon samen.

Met een mesje maak je nog twee of drie inkepingen bovenaan en je smeert ze ook in met ei.

Je legt ook deze bij op je bakplaat.

Ik bestrooide ze allemaal nog met wat extra kaneelsuiker voor ze de oven in gingen.

De verschillende vormen verschillen wel iets in baktijd.

De squares waren klaar in 20 minuten, de bonbons in 25 en de kransen in 30.

Afhankelijk van je oven natuurlijk.

Ook lekker met wat bloemsuiker er over.

En leuk ook om met je kids ‘aan de bak’ te gaan.

Smakelijk, hé!